woensdag 21 juli 2010

Berlijn - impressie

Drie, vier dagen Berlijn. Vier dagen met een missie, toch ontspanning ook. Zij ging mee. Ik moest er geweest zijn vond ik, moest toch eens gaan. Het moest er van komen, nu. Op zoek naar indrukken, feiten, ideeën. Voor dat verhaal in wording, steeds meer in wording.

De heetste week van het jaar hadden we niet voorvoeld. We accepteerden ons lot, pasten ons aan.

Vroeg opstaan bleek vooral een goed voornemen, half twaalf de magische tijd van vertrek. Het heetst van de dag naderend stapten wij in U of S, op weg naar bestemming; drie dagen op rij. Zij stippelde uit, liggend op bed; meestal zij. Hier overstappen, daar eruit. Even checken op het internet, want zonder zijn we niets meer.



Een verre tocht door heel de stad werd beloond. Het Stasigevang, of wat daarvan rest, rondgeleid door een man die er eens zat, en jaren over zweeg. Indrukwekkend de afschrikwekkende taferelen die zich afspeelden in de tijd waarin wij zorgeloos opgroeiden. Grauwe gangen, duistere cellen, verbijsterende anekdotes over gewurgde zielen.

Warmte overmeesterde. Voeten steeds vermoeider, schoeisel slecht, veel te slecht. Heel even verder nog, een andere tram in. Naar een wijk zoals vroeger, achter de Muur, proeven aan die sfeer. Rijen grijze flats, soms kleurrijk opgefleurde balkons en zonneschermen. Volks, massaal, maar niet droevig of slecht. Indruk opgeslagen.

Terug naar centraal, we eten wat. Hamburger met spek, en Duitse curryketchup. Weizenbier. Ik bestelde, voerde het woord. Meestal ik. Steeds beter.

Toen, afgepeigerd, tram weer in. Hotelkamer. Slaap.

Tussendag, geen musea, wel wandeltocht. Afgebroken, voortijds, door zonkracht verslagen. Rondgekeken, dat wel. Rustige stad, geen hectiek zoals elders. Overweldigend of betoverend, dat ook niet.

Gedronken, gegeten, ontspannen, winkels in en uit. Weer eten, pizza voor drie, toch bijna op. En verfrissende drank, bij zwoele heldere hemel.

Laatste dag die volledig was, en nuttig ten doel. Een hele dag, was ons gezegd, voor dat museum waar we na twee uur weer uitstapten. Benauwd, veel te benauwd. Wel boeiend, nieuw niet. Slenterend verder, stad verkennend. consumptiedrang, westerlingen zijn. Hollander ook. Veel kijken, weinig kopen.

Tot slot was daar de loop der geschiedenis, rond dat belangrijke jaar, eind van de tachtigers. Uitgesteld op een plein, voor onze ogen. De wankeling, de val, het opkrabbelen. Ik schuifelde, erlangs, fronste, noteerde. Zij wachtte, geduldig, zittend, soms lezend ook.

De trip slaagde, met die kennis erbij.

Laatste avond nog. Weer iets eten, terug bij af. Restaurantje dichtbij, zelfde bediening, zelfde drankje. Cirkeltje rond. Slaap restte. Een laatste ontbijt. Milchkaffee. Trein in.

dinsdag 6 juli 2010

Zo ontmasker je een peiler

Het maakt inmiddels deel uit van je dagelijkse praktijk: er is weer eens een 'ontzettend leuk onderzoekje' of 'razend relevante peiling' uitgevoerd, meldt het schreeuwende persbericht in je mailbox. "Leuk! Nieuws!" Denk je. Hoe de onderzoekers tot hun bevindingen gekomen zijn zoek je liever niet uit. Stel je voor dat je een bericht 'dood zou checken'. Dat is toch immers broodroof?! journalistieke zelfmoord?! Een oud gebruik uit de vorige eeuw, nog slechts gehanteerd door een handjevol idealisten.

Of ben jij wel zo'n uitzonderlijke journalist die zijn bron eerst aan een kritische analyse wil onderwerpen? Die eerst nadenkt over de gevolgen van zijn berichtgeving voor hij domweg gecreëerde waarheden aanneemt en uitvergroot, of PR-machines over zich heen laat walsen? Gebruik dan onderstaande criteria. Nee, dat is niet ingewikkeld. En oh ja, aanvullen of anderszins reageren mag.


Nieuws of bagger? Dit zijn de criteria.
Is er een onderzoeksverantwoording?
Als de onderzoekers weigeren uit te leggen hoe ze tot hun resultaten gekomen zijn, ga dan niet over tot publicatie.

Wie is de opdrachtgever?
Als de opdrachtgever belang heeft bij bepaalde uitkomsten, neem die dan met een korrel zout.
Wordt de doelgroep vermeld?
Als het onderzoek onder een beperkte doelgroep plaatsvindt, gelden de uitkomsten alleen voor die groep.
Hoe zijn de deelnemers geselecteerd?
Degelijk onderzoek voert een aselecte steekproef uit. Wanneer deelnemers zich vrijwillig kunnen aanmelden, is representativiteit zeer onwaarschijnlijk.
Wat is de omvang van de steekproef?
Naarmate er minder mensen ondervraagd zijn, berusten kleine verschillen eerder op toeval. Als minimum wordt een steekproef van duizend aangehouden, dan kan '50%' alles zijn tussen 47% en 53% en is een verschil van een paar procent dus zonder veel betekenis.
Wat is het responspercentage?
Is de non-respons 50%, dan kunnen de resultaten zeer onbetrouwbaar zijn. De afhakende groep heeft vaak ander meningen dan de rest.
Hoe ziet de vragenlijst er uit?
Als de vragen suggestief, onbegrijpelijk of verwarrend zijn voor (een deel van de) respondenten, of de volgorde en inleidingen van de vragen sturend, dan is het onderzoek waardeloos, zelfs als aan alle andere voorwaarden is voldaan. Ook als mensen vooraf geen mening hadden over een onderwerp, is raadpleging over het algemeen zinloos.

Deze lijst verscheen in Villamedia Magazine van 2 juli 2010, als onderdeel van het artikel 'Ontmasker de peiler' http://www.villamedia.nl/magazine/

donderdag 1 juli 2010

1994: Kloppend hart

Morgen is het zo ver. De eerste serieuze test voor onze oranje elf tijdens dit Wereldkampioenschap voetbal is meteen van de buitencategorie: de gele kanaries van Brazilië zullen verslagen moeten worden om de weg naar de cup voort te zetten. Precies zoals in de halve finale in 1998, die eindigde in een nachtmerrie die ‘strafschoppen’ heette. En net zoals op de 9e juli 1994, die kwartfinale in Amerika, die nog op mijn netvlies gegrift staat.

Ik was elf. Net oud genoeg om volledig in het oranjegevoel op te gaan, maar te jong om de hele wedstrijd op te blijven, hadden mijn ouders besloten. Ik logeerde samen met mijn oudere broer Atze bij kennissen van hen. De eerste helft gunden ze me nog. Een eerste helft waarin de teams elkaar aftastten, een steekspel opvoerden dat de spanning en de koorts in het broeierige Nederland alleen maar verder deed toenemen.
Nul nul was de stand, de wedstrijd nog volledig open, toen ik consequent en resoluut naar boven werd gestuurd. Traag als een spits die bij een voorsprong vlak voor tijd naar de kant wordt gehaald slofte ik naar boven, trok mijn oranje shirtje uit, mijn pyjama aan.
Met kloppend hart lag ik daar, starend naar het plafond boven het onbekende bed. Ik spitste mijn oren, poogde ieder moment gejuich te kunnen horen, of in elk geval hoopvolle klanken.

Maar er kwam geen gejuich. Niet lang na de rust klonk daar de eerste golf van scheldkannonades, helder hoorbaar van straten verderop. 'Romario', ving ik op, en ‘buitenspel’, luid en duidelijk. Ik vloekte zacht. Nog geen tien minuten later waren daar wederom jammerkreten. Twee nul, dat was duidelijk, Bebeto de boosdoener. Die akelige Bebeto. Ik kon gaan slapen.

Maar nog voor ik deze trieste constatering in daden had omgezet zat ik overeind in mijn bed. Een oorverdovend getoeter, geschreeuw en gegil had me opgeschrikt. “Dennis Bergkamp!” Stil werd het niet meer, elke minuut die volgde hoorde ik aanmoedigingen, verbeten kreten. Ik durfde nog nauwelijks te ademen.

Toen ontplofte de buurt. Stond het 2-2?! Ik was niet meer te houden. In mijn sprint naar beneden liep ik bijna mijn broer omver, die al onderweg was om me op te halen. Dit moest ik meemaken. Nederland kon het weer. Het was een kwestie van doordrukken; de halve finale was binnen handbereik! Ik zag de herhaling, Aron Winter, ja juist hij, kopte de gelijkmaker binnen uit een corner.

Zwetend zaten we in pyjama tegen elkaar aan gedrukt op de bank, een wortel in de mond om de stress al knagende te onderdrukken. Zouden we dan toch... Beheerst tikten de Nederlandse verdedigend de bal rond. Zoekend naar een opening, die er in het laatste kwartier zeker zou komen.

Maar het mocht niet zo zijn. Overmars werd neergehaald op het middenveld, maar de scheidsrechter negeerde de wild appelerende oranjehemden resoluut en liet doorspelen. Een knullige Nederlandse overtreding op eigen helft volgde, een meter of twintig van de middellijn. Ik kneep de knie van mijn broer kapot terwijl Branco aanlegde voor een wilde doelpoging. Hij loste zijn schot, het was houdbaar, laag met sluit, suisde naar het doel… en eindigde in het net.

Tranen drongen zich op achter mijn ogen. Mijn handen vol ongeloof voor mijn ogen. Wie had die Ed Geknoei in het doel gezet? En waarom speelde die trage Wouters tegen de watervlugge en behendige Bebeto? Mijn tere kindergeest kon dit niet bevatten. Ik was totaal van de wereld. Achteraf redeneren had geen zin. In moest mijn bed weer in. Gedachteloos slenterde ik de trap weer op. Om nu wél te gaan slapen. En stilletjes te dromen. Te dromen van oranje glorie.

Dit blog is een aangepaste versie van een verhaal dat verscheen in het Ublad van 29-06-2006

zondag 20 juni 2010

Vaderdag

Het is weer Vaderdag. Miljoenen mannen ontwaakten vandaag in een kruimelig bed, ruiken sinds het middaguur naar een after shave die ze zelf niet uigekozen zouden hebben of staken zich in een overhemd waarover alleen de secretaresse van de baas morgenvroeg een complimenteuze opmerking zal maken. Vaderdag is zo’n ondankbare feestdag waarvoor de meeste Nederlanders plichtmatig het winkelcentrum opzoeken om daar het liefst zo snel mogelijk weer weg te zijn, maar niet voor ze een van de strategisch in de schappen opgestelde aanbiedingen meegegrist hebben - het liefst nog in een combinatiepakket voor het hele gezin. Vaders zijn immers snel tevreden.
Ondanks deze ietwat sneue observaties wil ik hier een pleidooi houden voor Vaderdag. Ik geef het toe, vroeger had ook ik een haat-liefde verhouding met deze derde zondag van juni. Derde zondag van juni. Derde zondag van juni. Eindeloos probeerde ik deze dag in mijn geheugen te prenten, maar datums zonder datum blijven nu eenmaal niet gemakkelijk hangen.

Er zijn vier categorieën Vaderdaghaters, en ik hoorde meestal bij de eerste. “Shit, het is Vaderdag!” Roepen deze types meestal uit. In paniek weten ze meestal nog wel iets te vinden, maar daar spat dan wel het improvisatievermogen aan alle kanten vanaf. Waar je op Moederdag nog snel een bloemenkraam of tankstation in kunt snellen voor een door anderen terecht niet uitgekozen boeketje, ben je ditmaal veroordeeld tot de Playboy of Panorama en laat jouw vader nou net niet dat type man zijn…Categorie-1 haters hebben hun haat aan zichzelf te danken. Vader- en Moederdag zijn typisch dagen waarop je laat zien attent te zijn, aandacht en waardering voor de ander te hebben. Vergeten bewijst het tegenovergestelde.

Categorie twee, waar ik mij, recalcitrant als ik was, ook wel eens toe rekende, is de categorie van de commerciehaters. Zij hangen de complottheorie aan dat Vaderdag bedacht is door sluwe handelslieden met grote eurotekens in hun ogen. Laat ik allereerst die illusie uit de wereld helpen: Vaderdag is geïntroduceerd door Amerikaanse Sonora Smart Sodd, die haar vader wilde eren nadat hij weduwnaar was geworden. Moederdag bestond toen al en was met eenzelfde insteek gelanceerd. Commerciehaters ergeren zich aan de aftershavedoctrine en overhemdenmaffia. Begrijpelijk, maar niet terecht. Deze ergernis geeft blijk van een gebrek aan initiatief en creativiteit. Ooit een romanticus gezien die uit principe geen Valentijnsdag vierde? Natuurlijk niet, dat zijn alleen de types die geen idee hebben hoe ze origineel uit de hoek kunnen komen. En wie heeft gezegd dat je iets moet kopen om je vader blij te maken?

Categorie drie lijkt wel wat op categorie twee, maar is iets minder principieel. Deze groep weigert moeite te doen en verpakt die laksheid in een nonchalant uitgesproken ‘ik vier elke dag Vaderdag’. Natuurlijk, zij zijn elke dag even attent, vol waardering en respect. Alleen weigeren ze er die ene dag een gouden strikje omheen te doen. Hun goed recht. Maar een beetje hypocriet ook wel.

Bij de vierde categorie vermoed ik een diepere Freudiaanse Frustratie. Dit zijn de types die ook geen verjaardagen, nieuwjaarsdag en trouwdagen vieren. Gewoon, omdat de wereld zo’n trieste bedoeling is dat we beter in het donker een kaarsje kunnen aansteken dan ‘blij te gaan doen omdat de kalender dat toevallig aangeeft’ of de loftrompet af te steken over de goede eigenschappen van onze vaders. '

Kortom, Vaderdaghaters gebruiken smoesjes, houden hun vader en vooral zichzelf voor de gek om niet aan ‘dat gedoe’ te hoeven meedoen. En dat is laf. Zelf sloop ik uit deze categorie door een eigen insteek te bedenken: ik nodigde mijn vader of moeder uit voor een gezellig onderonsje voor twee, om nu eens écht goed bij te praten. Dit jaar ga ik dat ook doen, als hij terug is van vakantie. Dan kook ik zijn favoriete maal, ook al vind ik daar zelf misschien niks aan. Dan drinken we sap in plaats van wijn, omdat hij dat fijn vindt. En dan gaat hij om tien uur weg, zodat hij de volgende dag weer fris op kan.

dinsdag 18 mei 2010

Vier dagen airco balden zich samen

Als ik het eerder had beseft had ik maatregelen getroffen. Of me hier in elk geval mentaal op voorbereid. En dat had gekund, want een en een is twee en de verkoudheid die zich de afgelopen dagen steeds dieper en hardnekkiger in mijn holtes had geworteld zou zonder twijfel voor problemen gaan zorgen.

Nu is het te laat.
Ik bevind me op zo’n tienduizend voet boven Zuid-Frankrijk, als ik de stem die zojuist uit de speaker sprak moet geloven. En ik kan je zeggen: tienduizend voet is niet de ideale hoogte voor een stel gehoorgangen waar zich de afgelopen dagen een steeds gezelliger samenzijn van groene, slijmerige wezentjes heeft gevestigd. Dat gaat uitzetten, en knellen enzo.

Toen we een halfuurtje geleden opstegen was er al een licht zeurende druk in mijn rechteroor opgedoken. Voorzichtig wrikte ik met mijn vinger in mijn ooropening. Geen verschil. Sterker nog: langzaam nam de druk steeds iets verder toe, en het lichte suizen ging over in een beklemmende, stekende pijn.
Direct schakelde ik over op mijn standaardprocedure: het openhouden van mijn mond en tegelijk maken van overdreven slikbewegingen - waardoor ik er voor medepassagiers uitzag als een lichtelijk mentaal aangetast figuur met spastische trekjes.
Open, dicht, slik, open, dicht, slik.

De immer lachende KLM-steward kwam aanlopen. Ik probeerde de grimas op mijn gezicht bij te sturen zodat die leek op een verwonderde blik richting het wolkendek waar we zojuist doorheen gedoken waren.

"Sorry, deze ingang is afgesloten", hoor ik beide gehoorgangen nu luid en duidelijk naar mij communiceren. I am trapped. "Wilt u iets drinken?" Lees ik op de lippen van de steward die inmiddels voor me staat. “W..w..water.”
Na drie slokken klinkt er plotseling een zachte tik, gevolgd door een daverend geruis. Met driemaal het normale volume knallen het geluid van motor en airco mijn buis van Eustachius binnen en doen mijn trommelvliezen wapperen.

Maar de pret is slechts van korte duur. Als een sluipmoordenaar met slechte bedoelingen neemt het bacillenleger zijn stellingen weer in, mij terugbrengend in de stille wereld van mij en de binnenkant van mijn oren. De rechter vertoont inmiddels een pulserende pijn die ik met de meest luidruchtige gedachten niet kan wegdenken. We bevinden ons nog op grote hoogte. Wat moet dit voor de landing betekenen?

Gespannen wacht ik af, concluderend dat ook het ophalen van mijn neus door deze bijzondere akoestisch situatie voor mijzelf een geheel nieuwe dimensie krijgt. Als ik ooit nog eens in een hoorspel het geluid van een angstaanjagend monster moet nadoen dan weet ik nu waar ik mijn inspiratie vandaan zal halen.
Bij iedere kuch neemt intussen mijn medelijden met de andere passagiers toe. Het hardwerkende aircosysteem is bezig mijn bacillenproductie met souplesse door het hele toestel te pompen en op verkoelende wijze tussen hun nietsvermoedende neusvleugeltjes en lipjes te blazen. In luttele minuten zullen mijn bacteriestammen bij velen een plekje vinden ter nesteling, vermenigvuldiging en ellende.

"Dames en heren, wij gaan zodadelijk de landing inzetten."
Ik kruip ik in elkaar. Niet alleen mijn maag zet zich schrap op het moment dat de neus van het toestel zich richting land richt. Iedere meter die het toestel daalt voel ik de spanning in mijn oren stijgen. Waar zal dit eindigen? In een ieders oorvernietigende ontploffing van mijn gehele auditieve systeem? In een lancering van mijn oh zo dierbare gehoorbeentjes?
Dit keer is het vooral mijn linkeroor dat zich laat gelden. Drieënzestigmiljoen bacillen staan daar binnen te dringen tegen de dichte deur, ze slaan erop, schoppen ertegen. Het steekt.
‘Cabin crew prepare for landing.”
Mijn vaderland is inmiddels door het kleine raampje naast me te zien. De landing zal zich vanaf nu in versneld tempo voortzetten. Ik zet me schrap, bereid me voor op het allerergste.
Rechtop zitten. Mond half open. Blik vooruit. Nog een keer haal ik mijn neus op.
Zowel mijn rechter als mijn linker gehoorgang begint zich nu met alle macht te verzetten tegen de landing, alsof ze me koste wat het kost willen laten weten nog lang niet genoeg te hebben van de voorbije vakantie. Waarom strijden ze deze hopeloze strijd waarvan ik het even onschuldige weerloze slachtoffer ben? Iets rustiger worden ze nu, alsof ze zich voorbereiden op een volgende vlijmende aanval.
AAAAUUUUU! Ik bijt mijn lippen kapot om de kreet niet de cabine in te slingeren.
Vier dagen airco ballen zich samen tussen mijn gehoorbeentjes en trommelvliezen. Alle
krachten lijken ze uit de rest van mijn lichaam getrokken te hebben. Tranen spatten uit mijn
ogen en het voelt alsof elk moment hetzelfde met mijn gehele auditieve apparaat kan gebeuren.
Koude rillingen lopen over mijn rug.
Dan, een zachte ruis. Een slik. Een doffe tik. Twee kleine schokjes, luid hoorbaar. Applaus.